Heeft de afschaffing van de dividendbelasting gevolgen voor jou?

Het plan om de dividendbelasting te schrappen – een onderdeel van de Wet Bronbelasting 2020 – heeft de gemoederen behoorlijk beziggehouden. Maar wat betekent het voor binnenlandse aandeelhouders?

Een cadeau voor buitenlandse aandeelhouders: dat zou de afschaffing van de dividendbelasting zijn. Waarom kwamen de gevolgen voor binnenlandse aandeelhouders eigenlijk niet in beeld? Het antwoord is simpel: de dividendbelasting werkt in het binnenland als een voorheffing op de inkomstenbelasting of de vennootschapsbelasting. Daarom zoomen we in dit artikel in op deze voorheffing. De gevolgen voor de vennootschapsbelasting laten we buiten beschouwing, omdat dividenduitkeringen nu al in veel gevallen zijn vrijgesteld van dividendbelasting.
We kijken eerst hoe de belastingheffing voor de inkomstenbelasting werkt en gaan dan in op de gevolgen van de wetswijziging:

Huidige regeling inkomstenbelasting

In de inkomstenbelasting zijn er twee soorten dividendgenieters:
1. Beleggers die dividend ontvangen van (doorgaans) beursgenoteerde effecten
Als zij in 2018 dividend ontvangen, is dit een nettobedrag van zeg bijvoorbeeld € 7.500. In 2019 vermelden ze in hun aangifte inkomstenbelasting 2018 in box 3 hun effectenbezit voor de waarde per 1 januari van stel € 150.000 en daarnaast de ingehouden dividendbelasting ad € 2.500. De Belastingdienst legt vervolgens een aanslag op over het bezit in box 3, onder verrekening van de ingehouden dividendbelasting. De belastingdruk is afhankelijk van de hoogte van het vermogen in box 3.
Het werkelijke dividend wordt niet belast. In box 3 wordt een zogenaamd fictief rendement belast. De belastingdruk is niet per se gelijk aan de ingehouden dividendbelasting van 25%. In box 3 wordt geheven ongeacht de hoogte van het werkelijke dividend.
2. Directeuren-grootaandeelhouders die dividend ontvangen van hun eigen bv
De belastingheffing over dividend dat wordt uitgekeerd aan aandeelhouders/natuurlijke personen verloopt momenteel in twee stappen. Als voorbeeld nemen we een bruto-uitkering van € 10.000 door Jansen B.V. aan aandeelhouder Jan Jansen. Als het besluit daartoe wordt genomen op 1 oktober 2018, verloopt de verantwoording en heffing als volgt:
a) Jansen B.V. dient binnen 4 weken na 1 oktober een aangifte dividendbelasting in bij de Belastingdienst en betaalt uit eigen beweging binnen dezelfde termijn 15% over het brutodividend ofwel € 1.500 aan de Belastingdienst.
b) Jan Jansen vermeldt in 2019 in zijn aangifte inkomstenbelasting 2018 het brutodividend van € 10.000 en ook de al door Jansen B.V. betaalde belasting ad € 1.500.
c) De Belastingdienst verwerkt de dividenduitkering in de aanslag inkomstenbelasting 2018. Het dividend (box 2-inkomen) wordt belast tegen 25%, zodat Jan Jansen per saldo nog 10% over € 1.000, ofwel € 10.000, moet bijbetalen.
De totale belastingdruk is dus 25% over het dividend. De waarde van het aandelenbezit wordt voor de inkomstenbelasting niet in aanmerking genomen.

Gevolgen van de wetswijziging

Hoe gaat het straks? We behandelen de net genoemde twee situaties weer apart:
1. Beleggers
Als beleggers (box 3) na de wetswijziging dividend ontvangen, is dat een brutobedrag. Ze ontvangen dus een hoger bedrag dan voorheen. De vermelding van de dividendbelasting in de aangifte inkomstenbelasting vervalt. Als er dividend is ontvangen, zal de aanslag inkomstenbelasting hierdoor hoger uitvallen dan voorheen – maar de belastingheffing in box 3 blijft gelijk.
2. Directeuren-grootaandeelhouders
De aangifte dividendbelasting door Jansen B.V. en de daarbij horende belastingbetaling van 15% over het brutodividend komen te vervallen. Bij het huidige box 2-tarief van 25% en uitgaand van dit cijfervoorbeeld valt de aanslag inkomstenbelasting € 1.500 hoger uit – maar de belastingdruk op het dividend verandert niet.

Aandachtspunten

1. Hogere aanslag
Na de wetswijziging zal de aanslag inkomstenbelasting in veel gevallen dus hoger uitvallen dan voorheen. Dat zal door velen (ten onrechte) worden gevoeld als een belastingverzwaring, vooral door de dividendgenieters in box 2. Zij ervaren de eerste heffing van 15% via hun bv nu meestal niet als een belasting die drukt op hun privébudget.
2. Belastingrente
Ditzelfde verschijnsel zien we bij het verschil tussen loonheffing (via de bv) en de inkomstenbelasting (via privé). Een hogere aanslag inkomstenbelasting vergroot het risico op verschuldigde belastingrente. Met name directeuren-grootaandeelhouders (dga’s) en hun adviseur moeten daarom in de toekomst beter opletten dat bij de uitkering van dividend een verzoek wordt ingediend tot aanpassing van de voorlopige aanslag inkomstenbelasting over het lopende jaar.
3. Tariefsverhoging
Tot slot nog een extra punt voor dga’s. Het belastingtarief in box 2 wordt in 2020 verhoogd naar 26,25% en een jaar later naar 26,9%. Die verhoging valt lager uit dan gedacht. Eerder was een nieuw tarief van 28,5% genoemd. Toch kan de tariefsverhoging in bepaalde situaties reden zijn om later geplande dividenduitkeringen naar voren te halen, om zodoende nog te profiteren van het huidige tarief. Maar: dat kan alleen als de liquiditeit en de solvabiliteit van de bv dit toelaat. Uitstel van dividend naar 2019 leidt niet tot een belastingverzwaring en heeft als voordeel dat de eventuele gevolgen voor box 3 een jaar later optreden.

PM kan je adviseren wat in jouw geval de beste oplossing is.

< terug naar overzicht